De Relative Strength Index (RSI) is een van de meest gebruikte oscillatoren op het gebied van de technische analyse van aandelen. Het werd geïntroduceerd door Welles Wilder in juni 1978 en de berekening ervan wordt in detail uitgelegd in zijn boek New Concepts in Technical Trading System.

Momentum oscillatoren meten de snelheid en de omvang van prijsbewegingen van een effect. RSI vergelijkt de omvang van gemiddelde winsten en gemiddelde verliezen van een effect om conclusies te trekken over de sterkte en zwakte ervan over een vooraf bepaalde tijdsperiode.

De RSI wordt berekend met de formule:

RSI = 100 – (100/1+RS)

RS = Gemiddelde van X dagen sluitingen omhoog / Gemiddelde van X dagen sluitingen omlaag

Wilder gebruikte de 14 daagse RSI, wat nog steeds de meest gebruikte RSI is. Een analist is echter vrij om het aantal dagen te kiezen voor de berekening. Stel bijvoorbeeld dat een effect gedurende een handelsperiode van 14 dagen op 9 dagen een positief rendement heeft gegenereerd en op 5 dagen een negatief rendement. In dit geval wordt de RSI als volgt berekend

1. Bereken de absolute winst op elk van de 9 opwaartse dagen. Tel de absolute winst van elke dag bij elkaar op en deel door 14. Dit geeft het cijfer van de gemiddelde opwaartse sluitingen.
2. Bereken het absolute verlies op elk van de 5 dagen. Tel het absolute verlies van elke dag op en deel door 14. Dit geeft het cijfer van de gemiddelde down sluitingen.
3. Het delen van de gemiddelde up closes of winsten door de gemiddelde down closes of verliezen geeft ons de RSI.
4. Het cijfer wordt verder genormaliseerd met de bovenstaande formule om ervoor te zorgen dat het tussen 0 en 100 ligt.